Interview voor De Standaard
Christel doet haar collectie bidprentjes van de hand. Ze heeft een hele doos vol, hoeveel
het er precies zijn, weet ze niet. Het is het laatste deel van haar verzameling, de rest ging
al eerder de deur uit: voor tien euro.
'Op internet zag ik dat veel mensen bidprentjes verkochten, vaak van bekende personen
en zo. Dus toen heb ik er ook maar een bedrag op geplakt. Maar achteraf voelde ik me
er slecht over, het geld heb ik toen maar in het offerandeblok van de kerk gestopt. Het is
niet juist geld te verdienen uit andermans dood. De rest, deze doos, geef ik dus weg.'
Er blijken een hoop verzamelaars te zijn die begrafenissen afschuimen om een bidprentje te bemachtigen, maar dat vindt Christel maar onkies. Zijzelf heeft haar collectie gedurende twintig jaar gestaag opgebouwd door giften van kennissen en familie of via-via. Het was haar om de teksten te doen. Een fragment als dit bijvoorbeeld:
Laat het afscheid
een vriendelijk ogenblik zijn,
laat het niet dood zijn maar voltooiing.
'Vind ik zo mooi. Ik heb er nu de mooiste uitgehaald, die bewaar ik. De rest moet weg, ze nemen te veel plaats in. En ook: ik zoek tegenwoordig teksten op internet.' Tuurlijk denkt Christel weleens aan wat er op haar eigen bidprentje zal staan. 'Iedereen denkt weleens aan zijn eigen dood. Wat zal er over je geschreven worden? Er zijn ook mensen die hun eigen tekst schrijven hé. Dat gaat me te ver.'
Intussen, elders op het internet en geografisch aan het andere eind van het land, doet Frans een oproep om bidprentjes naar hem sturen. Als ik hem bel, denk ik dat hij een goede match vormt met Christel: ook hij is geen begrafenisschuimer. Het begon toen zijn zoon geboren werd. 'Toen ik erover nadacht dat ik dankzij mijn zoon een nalatenschap heb, wilde ik ook weten waar mijn eigen voorouders vandaan komen. ‘Ik ben terug kunnen gaan tot 1480.' Daarna begon Frans ook de bidprentjes van overledenen uit de streek uit te pluizen. 'Het is een soort verslaving. Dagelijks tikken mijn vrouw en ik vijftig bidprentjes over op de computer, daar zijn we iedere dag uren mee bezig. We hebben er nu zo’n 350.000.'
Aan de hand van de prentjes reconstrueert Frans nu het leven van soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog sneuvelden. Er moet een boek van komen. Daarna komen de overleden mijnwerkers uit de streek aan de beurt. De zoon, door wie het allemaal begon, heeft al een website gemaakt.
Ik bel Christel, ik zeg dat ik een kandidaat-overnemer heb voor haar collectie. Het gaat in orde komen denk ik.